Beginsel van mijn postmodernistische oplossing op een al even postmodernistisch vraagstuk (mijn postmodernitische schrijversbagage tot nu)
De revival van het “conceptuele werk”, van mid 2e gedeelte 20e eeuw in bijvoorbeeld de VS.
De namen Tiravanija of Hirschhorn en het teleologische ‘versus’ van de 2.


Vandaag; 18:05. Eureka. Een antwoord op een postmodernistische vraag, over het postmodernistische tijdperk. We’re no longer stuck. Wat doen we ermee? We eten het op en geven Hegel gelijk: van het materiële naar het gedachtengoed, als we het hebben over hoe en waar en hoeveel de kunstwerken kunnen en zullen plaatsnemen in de white space na 2022.
Eerst architectuur. Beton. Massa. Kunst maakte zijn Geist en materiaal overbodig. Een soort intellectuele revolte. Waarin kunst een filosofie, een debat werd in volle hoofden. Maar niet overbodig of afwezig; en dat is wat we vandaag steeds meer zien.
— https://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/1085 —

Nu, wat vandaag met kunst nog? Geen teleologie meer. Geen terugblikken, nieuwe stromingen; alles kan en mag en kan vooral nog. Wat er kan, wat er gebeurt daarna, wat er zou kunnen bewonen. Of Deleuze zegt: appelleren aan een volk dat nog niet is. Waarmee hij de taak van een kunstenaar/filosoof… bedoelt die moet appelleren over iets hedendaags, volstrekt ‘nu’ dat nog anders zal en moet. Onder dwang van een urgentie, iets dat geschreven MOET worden, of helemaal niet. Problematisch subjectief: nee; maar het problematisch benaderen van wat nu nog subjectief is. Ik ween als ik Deleuze lees, vanbinnen, want ik ben niet langer alleen.
Kunnen stellen dat, zoals hij zegt, er geen ‘volk’ meer is om aan te spreken, dus moet men nu alleen nog roepen voor een volk dat er ‘kan zijn’; of nog: allemaal kleine volkjes die nu moeder aarde bewonen en op zich dus allen een minderheid vormen. No more wars, no more confusion.
Wat als een kunstenaar nog iets wil maken dat onvermijdelijk kunst ‘is’.
Tiravanija maakte ‘gatherings’ in de white space, kookt voor hen die kwamen, de ontmoetingsruimte waar ontmoet werd was een werk, een kubus die plaatsvond en that’s it. Nu, ik denk dat hij parasieterig te kort schoot, doordat zijn bezoekers en mede-objecten sowieso daar zouden geweest zijn, al was het ikzelf die tentoonstelde. Zijn bewustzijn dat het werk niet meer moest zijn, zonodig, dan de ontmoeting was dan wel eerder mooi.

Het werk werd diepgaand en belangrijk door het onderliggende besef. Hij nam plaats, kookte, werd exotisch opgegeten omdat hij wist wat Thais zijn in de VS betekenen kon.
Hirschhorn was grafisch ontwerper van communistische inslag. Wat als:
geen doel, geen opdracht. En dan grafisch ontwerpen. Hij maakte ‘communication for no one’.

Het is prachtig te denken dat dit, bijna gedoemd was, net zoals Bas Jan Aders fervente pogingen NIET te vallen, maar vol overgave viel hij. Hij wou niet huilen, maar ‘I’ve been searchin’’ volgens The Coasters erbij-genoteerde lyrics. In search for the miraculous.

Kritiek wordt gegeven op iets elitair, zonder dat deze zelf elitair is en dat is een probleem. Ik haat hobby-werkers die zichzelf NIET in de traditie willen plaatsen. Kom nu zeg: schilderen en het medium in het heden afbreken. Weet je wat: Chambre des amis was een flo
p, zoals D. Van Buren probeerde zeggen. Je neemt de elitaire musea niet weg; je neemt ze mee.

(De andere helft bevond zich ‘nog’ in het SMAK.)
Hirschhorn wou onvermijdelijk in your face publiek zijn dus hij schonk zichzelf weg aan de bevolking via zijn werk. Zijn kartonnen monumenten werden vernield of opgehaald met vuilnis (echt gebeurd) en daardoor was hij onvermijdelijk op zoek naar een werk voor gemeenschap.
Zijn communicatie in braakliggende terreinen, die niemand las, zal misschien nog gelezen worden en dat is prachtig toch? Op de ruïnes waar zijn teksten staan, kan een plek ontstaan waar ik jullie, mijn lezers, misschien nog ontmoet.
Er wordt dus gealludeerd naar een plaats waar een toekomstige, vredige samenleving zal kunnen leven, en zal kunnen lezen.
Appelleren aan iets dat nog niet is. Aan iets dat nog niets is.
Postmodernistische vraag over postmodernisme:
-hoe maken we nog kunst of vraagstukken die kunst kunnen blijven bewegen of een her-bewegen mogelijk maken?
Antwoord:
-We hebben een sociale positie. Een rol, een afkomst, een sociale roots.
Enkel en alleen door ons bewust te worden en blijven van waar we staan en waarheen we (kunnen) bewegen, zijn we gevalideerd in onze/deze beweging.
Door dit besef, is het terug mogelijk iets waardig te maken.
Hegels teksten moeten niet meer gedrukt worden, zolang het debat gaande blijft, en met dit uitvoeren ervan ALS DOEL.
Collectieven die uit de grond rijzen, van jonge ‘je m’en fous, punk-ish’ jongeren,
zijn geniaal. Geen ‘kunst’ meer maken, maar weten wat je bent. Dat is je werk, een onvermijdelijk sociaal engagement.
Dit overkwam me binnenin een gesprek met een vriend (eureka).
Ik ga alleen nog maar schrijven als dat van iets of iemand ‘moet’.
Ik ga alleen nog maar mezelf zien plaatsnemen achter de schrijftafel -
hier ben ik, dit ben ik, daar ben ik, dit is het, daarom is het -
en die plaats beschrijven aan jullie, en hopelijk doet iedereen dit.
Als plagiaat nog bestond, en noodzakelijk was, maakt men plagiaat.