Blogpost/gedicht:
Blinde tekst: ‘Billie’

Dit werd (bijna) blind geschreven, maar wat bedoel je daarmee als je het lukraak als eerste zin neerpent, in de tekst incorporeert,
medeplichtig aan poëzie?
Ik en de tekst samen maken er wat van,
en zo maken we de toekomst waarachtig actief hier op het scherm.
Het is vooral hierom dat het draait:
een stukje autobiografie activeren.
Als ik de woorden aanbreng op het scherm zie ik ze maar wazig
het verhaal naar me teruggooien.
Is het vervelend om te weten dat iets aan jou
plots heel wat vergankelijker van aard is,
en daarmee ook ineens alles aan jou?
Ik stelde bepaalde dingen niet in vraag
tot ik van jou iets moest maken dat makkelijker op te rakelen viel
uit herinnering dan in het zicht.
Is dat niet alle poëzie? Iets op te rakelen uit herinnering,
nooit zomaar in het zicht?
Ik mis je aandeel in het dagelijkse van wat iets of iemand met mij wou aanvangen.
Ik mis je blik die de mijne kruist zo nu en dan, zo nu en dan al lachend.
Ik zie al maanden niet meer wat precair is, eerder wat recht in mijn gezicht springt,
en daarmee ga ik als weleer mee te keer,
de fanatiekeling van toen herbelevend,
maar wat is nog hetzelfde zonder te herkennen waar je moet vertragen?
Ik schreef poëzie en ik schrijf poëzie,
maar ik kan het niet langer verdragen
het maar half te beleven.
Het is toen dat ik de bril bestelde,
een deel van mezelf doelbewust achterlatend in het afwezige tijdsvak.
Het is dus toen dat de troebele tijden weldra over zouden zijn.
Dramatische ingrepen vragen om drastische omstandigheden, vermoed ik.
Maar wat projecteer je nog op wat jou overkomt?
Is het wat jij wil dat jou wordt toebedeeld?
Is het wat je bijna, zo nu en dan, ergens van verwacht?
Waarschijnlijk.
Nadat ik beter zag, verloor ik dus niets meer uit het oog.
Ook niet het gedicht, waar me dat ook soms leek te willen ontglippen.
Poëzie komt de kamer traag binnen geslopen.
Maar ik zie ze, erken ze, verken ze ineens dan ook maar.
Poëzie is daadkracht is de slotsom.
Daar wil ik ook naartoe.
Ik loop de stad op goed geluk, maar nog net niet blind uit,
al ken ik ze als mijn achterzak.
Daarna loop ik wat ik veelvuldig heb in:
persoonlijke stukjes zelfmedelijden.
Maar ook daadkracht.
Daadkracht, een soort weerklank uitgedrukt in acties,
of misschien bedoel ik wel met dit alles
dit gedicht,
deze denkbeeldige bril,
dat het niet het afzien is, en wél de strijd
dat ik heb,
dat ik toch maar heb,
bij mij.
Bij mij heb ik de strijd, vind je de strijd
de tristesses, het zelfmedelijden, het precaire, authentieke deeltje ik.
Bij mij vind je het montuur, de glazen;
en misschien wel betekent dat alles wel niet zo veel
als dat ik er van wil of kan maken door uit mijn nek te lullen,
maar als we de beelden niet meer gaan geloven,
wat dan met de woorden die ze beschrijven?